De bouwsector in Nederland beweegt richting een circulaire toekomst. In 2025 en 2026 worden belangrijke stappen gezet in regelgeving, normering en marktinitiatieven. Voor producenten, ontwerpers en verwerkers van bouwproducten betekent dit: anticiperen, aanpassen en samenwerken. In dit artikel zetten we de belangrijkste veranderingen op een rij en wat ze betekenen voor architecten, aannemers en projectontwikkelaars.

Nieuwe rekenregels: van A1 naar A2

Vanaf 1 juli 2025 is het verplicht om in MPG-berekeningen gebruik te maken van de A2-set uit de Nationale Milieudatabase (NMD), gebaseerd op de Europese norm EN 15804+A2. Deze norm breidt het aantal milieu-impactcategorieën uit van 11 naar 19 en legt meer nadruk op onder andere toxische emissies, ecotoxiciteit, verzuring en fijnstof. Volgens een impactanalyse van Stichting NMD en LBP Sight zullen de MKI-scores hierdoor gemiddeld stijgen met een factor 1,4 tot 2,1. Voor veel producten betekent dit dat de milieuscore verslechtert, zonder dat het product zelf is veranderd.

Daar komt bij dat vanaf 1 januari 2026 de Ecoinvent 3.9.1-dataset verplicht wordt als achtergronddata voor LCA’s in de NMD. Deze dataset bevat geactualiseerde emissiefactoren en nieuwe karakterisatiefactoren voor onder meer klimaatverandering, toxiciteit en grondstoffenschaarste.

De impact is breed voelbaar. Isolatiematerialen zoals PUR en EPS scoren slechter op toxiciteit en fijnstof. Beton krijgt een hogere score door fijnstofemissies en CO₂-uitstoot. Installatiesystemen, metaalhoudende componenten en kunststofvloeren worden zwaarder belast door de nadruk op grondstoffenschaarste en humane toxiciteit. Zelfs producten die eerder als milieuvriendelijk golden, zoals biobased materialen, kunnen slechter scoren op landgebruik of waterverbruik. Dit dwingt marktpartijen om eerder en bewuster keuzes te maken op het gebied van materiaalgebruik, levensduur, onderhoud en circulariteit.

Hogere MKI‑scores, maar geen ‘formele’ aanscherping

Naar aanleiding van adviesrapport STOER heeft minister Mona Keijzer de geplande verlaging van de MPG-grenswaarde voor woningen van 0,8 naar 0,5 €/m2 bvo voorlopig uitgesteld. Dit besluit is genomen vanwege zorgen over betaalbaarheid, mogelijke vertraging van woningbouw en de beperkte houdbaarheid van de MPG in het licht van de aankomende Europese WLC-GWP-normering.

Om de impact van de eerder beschreven rekenregels te compenseren wordt de wettelijke MPG-eis aangepast van 0,8 naar 1,6 €/m2 bvo . Zo voldoet de MPG-eis weer aan het uitgangspunt van het STOER-advies, dat pleit voor het schrappen van belemmerende regelgeving.

 

Europa zet de toon: CSRD en EU‑Taxonomie

Naast nationale ontwikkelingen krijgt de bouwsector ook te maken met Europese wetgeving die duurzaamheid structureel verankert in de bedrijfsvoering. De Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) verplicht grote bedrijven vanaf 2024, en beursgenoteerde mkb-bedrijven vanaf 2026, om te rapporteren over hun impact op mens, milieu en maatschappij. Dit betekent dat ook materiaalgebruik, CO₂-uitstoot en circulariteit transparant moeten worden gemaakt in jaarverslagen. De CSRD is bedoeld om duurzaamheid net zo controleerbaar en vergelijkbaar te maken als financiële prestaties.

De EU Taxonomie sluit hierop aan. Dit is een classificatiesysteem dat bepaalt welke economische activiteiten als duurzaam kunnen worden aangemerkt. Voor de bouw betekent dit dat bedrijven moeten aantonen dat hun activiteiten bijdragen aan klimaatdoelen, zonder significante schade toe te brengen aan andere milieudoelen. De taxonomie is verplicht voor alle bedrijven die onder de CSRD vallen en heeft daarmee een directe invloed op investeringsbeslissingen, projectontwikkeling en materiaalkeuze.

Wat betekent dit voor architecten, ontwikkelaars en aannemers?

Voor architecten betekent dit dat zij al in de ontwerpfase rekening moeten houden met milieuprestaties. Niet alleen om aan de MPG te voldoen, maar ook om opdrachtgevers te helpen bij het behalen van hun CSRD-doelstellingen. Dat vraagt om meer kennis van LCA’s, materiaaldata en levensduurimpact. Ontwerpen worden complexer, maar ook strategischer.

Projectontwikkelaars krijgen te maken met hogere eisen vanuit regelgeving én de markt. De stijgende MKI-scores kunnen leiden tot hogere bouwkosten of vertragingen als niet tijdig wordt geanticipeerd. Tegelijkertijd biedt het kansen om zich te onderscheiden met duurzame projecten die aantoonbaar bijdragen aan klimaatdoelen. Transparantie over materiaalgebruik en circulariteit wordt een concurrentievoordeel.

Voor aannemers wordt de productkeuze kritischer. Generieke producten kunnen leiden tot overschrijding van de MPG, waardoor samenwerking met leveranciers belangrijker wordt. Met gevalideerde, product-specifieke data bieden leveranciers producten met lage MKI waarden waarmee  aannemers kunnen voldoen aan de eisen. Ook in aanbestedingen en rapportages wordt meer documentatie en transparantie gevraagd.

 

Specifiek voor kozijnen: nieuwe PCR, nieuwe keuzes

De nieuwe Nederlandse aanvulling op de Product Category Rules (PCR, EN 17213) voor kozijnen, die per 1 juli 2025 verplicht is geworden , zorgt voor een meer gedetailleerde en strengere beoordeling van onder andere materiaalgebruik, onderhoud en vervanging. Hierdoor stijgt de MKI-score van veel kozijnproducten, vooral als ze een kortere levensduur hebben of vaker vervangen moeten worden. Dit betekent dat ontwerpers en opdrachtgevers niet alleen moeten kijken naar de initiële CO₂-uitstoot, maar ook naar de totale impact over de levensduur van het gebouw. Kozijnen met een langere levensduur, lage onderhoudsbehoefte en herbruikbaarheid kunnen hierdoor aantrekkelijker worden, zelfs als hun initiële footprint iets hoger ligt.

Conclusie: Strategische materiaalkeuzes in een A2‑wereld

 

De veranderingen in rekenmethodiek, data en Europese wetgeving maken materiaalkeuzes in de bouwsector strategisch. Architecten, projectontwikkelaars en aannemers moeten niet alleen voldoen aan strengere milieueisen, maar ook transparant kunnen rapporteren over de impact van hun keuzes.

Dat vraagt om vroegtijdige afwegingen, samenwerking met leveranciers en het gebruik van gevalideerde data. Niet alleen om aan de MPG te voldoen, maar ook om te voldoen aan CSRD-rapportage en EU Taxonomie-verplichtingen.

Kozijnen illustreren dit goed: waar voorheen vooral werd gekeken naar prijs of initiële CO₂-uitstoot, dwingt de nieuwe PCR tot een bredere blik. Levensduur, onderhoud en herbruikbaarheid bepalen steeds vaker welke oplossing écht duurzaam is.

Wie nu investeert in kennis en samenwerking, bouwt niet alleen circulair — maar ook toekomstbestendig.

Jeroen Boersma

Senior Product Specialist

 

“Duurzaamheid is een containerbegrip geworden in onze branche. Binnen de VMRG-duurzaamheidscommissie volg ik de laatste ontwikkelingen, normen en plannen op de voet. Mijn rol bij Kawneer is om die kennis te vertalen naar heldere, toepasbare inzichten – zodat we niet alleen voldoen aan eisen, maar ook écht bijdragen aan toekomstbestendig bouwen.”

Veelgestelde vragen

De overheid mikt op inwerkingtreding in 2026 (na Raad van State en publicatie). Tot die tijd kun je A2 al gebruiken in tools naast A1 om te wennen. De minister heeft aangegeven dat dit naar verwachting niet voor 1 april 2026 zal gebeuren.

Door 19 in plaats van 11 impactcategorieën én nieuwe weegfactoren. Een NMD‑impactanalyse laat gemiddeld een factor van 1,4 tot 2,1 zien; de exacte verandering verschilt per productgroep. Tegelijkertijd met de invoering van de A2-set, zullen de eisen met een factor 2 verhoogd worden. Het streven is om dit op een beleidsneutrale manier te doen.

Voor A2‑declaraties is ecoinvent 3.9.1 voorgeschreven (met transitie vanaf 1‑1‑2025). De LCA gebruikt dan geactualiseerde emissiefactoren en EF 3.x‑karakterisatie. De verwachting van Kawneer is dat deze impact gering zal zijn.

De NL‑aanvulling op NEN‑EN 17213 (PCR) is per 1 juli 2025 verplicht in de NMD. Dat verduidelijkt o.a. deelproductkaarten, scenario’s en schrijft kozijnafmetingen voor, waardoor toekomstige LCA´s beter vergelijkbaar zijn.

MPG stuurt op milieuprestatie van materialen in bouwwerken (nationaal). CSRD verplicht grote bedrijven te rapporteren over ESG‑impact (o.a. sociale impact, materiaalgebruik en CO₂), en EU‑Taxonomie bepaalt of activiteiten ‘groen’ zijn. Samen zorgen ze dat ontwerpkeuzes ook financieel‑strategisch doorwerken.